Journalistiek leeft al bijna vier eeuwen van de actualiteit. De krant van gisteren bevat oud nieuws en wordt in een routinegebaar opgeruimd. Werden boeken en pamfletten van oudsher in bibliotheken bewaard, de periodieke pers was een minder gelukkig lot beschoren. Van sommige dagbladen en tijdschriften is helemaal geen of slechts een enkel nummer overgeleverd. Bibliothecarissen en archivarissen hadden in het verleden geen oog voor het culturele erfgoed in de vorm van gestolde journalistiek. Te laat ontdekten ook de wetenschappers de waarde van de pers als bron voor allerlei onderzoek. In 1994 werd de honderdste sterfdag herdacht van de man die in zijn eentje een begin maakte met de studie van de dagblad- en tijdschriftpers in Nederland. Het gaat om Willem Pieter Sautijn Kluit, geen journalist of uitgever, maar een jurist. Hij is de pionier van de studie van de pers met inbegrip van journalistiek ten dienste van kranten en tijdschriften in heden en verleden.
Sautijn Kluit heeft in de vorige eeuw de grondslag gelegd voor het veiligstellen en bestuderen van her en der verspreide persorganen. Geboren op 29 oktober 1838 in Amsterdam sloot hij zijn Leidse rechtenstudie af met een proefschrift over het continentaal-stelsel waarmee Napoleon zijn economische machtspolitiek bedreef. Als zoon van een succesvol advocaat leek ook de jonge doctor voorbestemd voor de advocatuur. Hij liet zich weliswaar in Amsterdam voor dit vrije beroep beëdigen, maar koos voor een nog vrijer bestaan als 'Privatwissenschaftler'. Als bemiddelde vrijgezel, woonachtig op stand in de Amsterdamse Van Baerlestraat, had Sautijn Kluit geen behoefte aan een 'lastbaantje'. Liever vermeide hij zich in oude 'couranten'. Van huis uit was hij ermee vertrouwd, want zijn vader bezat een collectie min of meer zeldzame Leidse couranten uit de Franse Tijd.
Kluit, zoals hij in familiekring werd aangeduid, bleef ongetrouwd. Zijn zuster was gehuwd met dr. W. N, du Reu die in 1879 bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek in Leiden werd. Uit de nalatenschap van diens oom mr. L. C. Luzac beschikte deze zwager over het meest volledige familie-exemplaar van de in geheel Europa gelezen en in het Frans gepubliceerde Nouvelles etcetera, opgericht in 1677. Deze meestal als 'Gazette de Leyde' aangeduide krant had zich in de achttiende eeuw onder invloed van Etienne Luzac en vervolgens diens neef Lean Luzac ontwikkeld tot een in geheel Europa gewaardeerd én gevreesd onafhankelijk nieuws- en opinieblad. Geboeid als hij was door de bijzondere verschijningsvorm en de unieke betekenis van de vroege pers en vond Sautijn Kluit zijn levensvervulling in het opsporen en bestuderen van nog bekende en reeds vergeten pers-organen. Hij legde zo op een geheel eigen wijze de grondslag voor de historische perswetenschap en de studie van de journalistiek in Nederland. De als 'eenzelvig' getypeerde kamergeleerde heeft zich met hart en ziel op de bestudering van de pers gestort. Het werd zijn levensvervulling.
In 1865 leerde Sautijn Kluit in Leiden via zijn zwager Eugéne Hatin, de Franse grootmeester op het gebied van de bibliografie en geschiedenis van de pers kennen. Van dat moment af stond hem slechts één doel voor ogen: hij wilde proberen de Nederlandse evenknie van deze Fransman te worden. Een enkele tijdgenoot bevestigde hem in dit streven 'de Nederlandse Hatin' te worden. In 1868 vroeg Sautijn Kluit zich nog wel af, of dit grote Franse voorbeeld in Nederland wel navolgbaar was. Als overweging gaf hij daarbij: 'het vertrouwen toch op de belangstelling in deze zaak van den kant van het publiek is bij ons zeer gering...' Het is alsof hij zich op voorhand wilde indekken tegen eventuele teleurstellingen. Zonder zich erdoor te laten ontmoedigen ging Sautijn Kluit aan de slag. Met een onvoorstelbare zelfdiscipline en hang naar precisie werkte hij bijna dertig jaar aan zijn levensproject. In de van modernisering zinderende laatste decennia van de negentiende eeuw onderwierp Sautijn Kluit de 'foliantjes' van kranten en tijdschriften aan een kritisch onderzoek. Zijn systematische bronnenverzameling en bronnenkritiek past in de voorkeur van toenmalige historici voor het verzamelen en vastleggen van feiten. Archivalia werden gesystematiseerd en gethematiseerd en door middel van bronnenuitgaven voor verder'onderzoek toegankelijk gemaakt. Ook Sautijn Kluit legde allerlei bijzonderheden omtrent titels van kranten en tijdschriften pijnlijk nauwkeurig schriftelijk vast. Hij noteerde zelfs de geringste wijziging in de staarten van leeuwen die een in de kop van een krant afgedrukt stadswapen sierden. Du Reu stelde postuum vast, dat zijn zwager 'de liefhebberij en de geschiktheid om na te vorschen scheen aangeboren'. Hatin daarentegen zou zijn Nederlandse collega pijnlijk genoeg hebben verward met het tijdschrift De Navorscher en hem 'le fureteur hollandais', de Hollandse snuffelaar, hebben genoemd.
In het jaar 1865 waarin Sautijn Kluit in contact kwam met Hatin, verscheen ook zijn eerste publikatie. Deze is gewijd aan de ten tijde van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën in het Frans verschenen kranten. Al spoedig ontdekte Sautijn Kluit dat in zijn eigen, ook wat de pers betreft zo dynamische tijd, heel veel verloren dreigde te gaan. Hij hekelde in dit verband 'de groote geheimzinnigheid die onze dagbladen vooral omgeeft, en de duisternis waarin hun beheer is gehuld'. Of, om een stelregel van de progressief-liberale Arnhemsche Courant te citeren: Redactiegeheimen verjaren niet. Door steeds weer met deelstudies in de openbaarheid te treden hield Sautijn Kluit er niet alleen voor zichzelf de moed in, maar probeerde hij ook bij zijn lezerspubliek kritiek én aanvullingen los te weken.
Hoewel allerlei tijdschriftredacties zijn artikelen afdrukten werd Sautijn Kluits eenzame Sysiphus-arbeid slechts een hoogst enkele keer uitdrukkelijk geprezen. Het hoeft ons dan ook niet te verwonderen, dat de ploeterende speurder en schrijver bij tijd en wijle uitdrukkelijk liet weten, dat men enig geduld moest betrachten wat betreft het verschijnen van een samenvattend boek. Dat zou echter nooit verschijnen. De in de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek bewaard gebleven verzameling aantekeningen zijn een stille getuigenis van Sautijn Kluits gezwoeg. In een voor zijn doen niet ongewoon lange zin vroeg Sautijn Kluit al in 1868 om begrip voor de vertragingen die als een hypotheek op zijn werk ging drukken.
Hij gaf te bedenken 'dat ieder dagblad, weekblad of tijdschrift zijn eigenaardige roeping had te vervullen, dat de meesten daarbij zoowel veranderingen in den vorm, als wisselingen in de redactie en de uitgevers hebben ondergaan, dat een groot aantal verder door vervolgingen, verbodsbepalingen als anderszins eene werkelijke geschiedenis heeft, - wanneer men bedenkt dat dit alles in eene behoorlijke geschiedenis of bibliographie van periodieke geschriften moet voorkomen, en dan het oog vestigt op de zeer verklaarbare armoede aan dergelijke werken der openbare boekerijen, waarvan de catalogi te weinig algemeen verkrijgbaar zijn gesteld, terwijl de kleine, maar niet te versmaden schatten van particulieren natuurlijk geheel in het duister verscholen liggen, - dan wordt de ingenomenheid en tevredenheid met al wat men reeds verzameld en bijeengebragt heeft ontzettend getemperd en men wanhoopt schier aan het tot stand komen van datgene wat men zoo gaarne wenscht.' De geciteerde passage moet men lezen volgens het oud Hollands recept '... als de kiekens bij het drenken, bij ieder woordje even denken'. De bepaald niet soepele schrijfstijl in combinatie met een scrupuleuze werkwijze speelden Sautijn Kluit parten. Aan de inhoud van de door hem bestudeerde persorganen kwam hij minder toe dan aan de uitwendige kenmerken. Hij had het gevoel zijn eigen volgorde van werken te moeten volgen en kon waarschijnlijk bij gebrek aan voorbeeldstudies ook niet anders. Het gevolg was dat iemand met een vaardiger hand van schrijven en een beter ontwikkeld gevoel voor de grote lijnen het eerste handboek over de Nederlandse pers schreef. Tien jaar vóór het overlijden van Sautijn Kluit publiceerde de veelzijdige boekenman R. R. van der Meulen (1850-l925) 'De courant' in twee delen. Volgens Du Reu heeft het verschijnen van dit standaardwerk over de pers in binnen- en buitenland zijn zwager 'groot verdriet' gedaan. Van der Meulen zou bovendien 'zoo ontzettend veel' aan de minder vlot schrijvende Sautijn Kluit hebben ontleend.
Toch ploeterde Sautijn Kluit nog tien jaar door. Op 19 september 1894, bijna 56 jaar oud, brak zijn levensdraad plotseling. Hij overleed niet in zijn studeerkamer, temidden van zijn kranten, aantekeningen en overdrukken van zijn ongeveer zeventig publikaties. Het einde kwam 'in de gymnastiekzaal, waar de kamergeleerde sedert tal van jaren door stelselmatig beweging te nemen aangename ontspanning vond', zoals Du Rieu het in het levensbericht heeft geformuleerd. In de door het echtpaar Du Rieu ondertekende eenvoudige rouwbrief staat de zinsnede Bezoeken kunnen niet worden afgewacht cursief gedrukt. Zo teruggetrokken als hij had geleefd en zo onopvallend als hij had gewerkt, zo ging hij ook op in de geschiedenis. De honderste sterfdag was echter aanleiding om de aandacht te vestigen op de wijze waarop deze als 'bescheiden' en 'ijverig' getypeerde 'courantenvriend' de aanzet heeft gegeven tot de wetenschappelijke bezinning op krant en tijdschrift. Journalistiek is intussen het werkterrein van enige duizenden journalisten. Ook wordt diezelfde journalistiek steeds meer het studieveld van tientallen wetenschappers. Door publikaties krijgt het publiek weet van een tak van bedrijvigheid en van wetenschap die er niet anders kan zijn dan de mensen ten goede. Mr. Willem Pieter Sautijn Kluit staat aan het begin van een ontwikkeling die onder meer leidde tot de eerste naar hem vernoemde lezing op zijn honderdste sterfdag.
Prof. dr. J. M. H. J. Hemels (Heino, 1944) is hoogleraar communicatiewetenschap, in het bijzonder communicatiegeschiedenis, van de Universiteit van Amsterdam. Voor meer informatie over de persoon en het werk van mr. W. P. Sautijn Kluit en degenen die in zijn voetsporen zijn getreden, wordt verwezen naar de volgende bundel: Joan Hemels (redactie), Kwartiermakers voor communicatiegeschiedenis, Amsterdam
1993 (Otto Cramwinckel Uitgever, ISBN 90-71894-52-5); dit boek is verschenen bij gelegenheid van de tachtigste verjaardag van de pershistoricus dr. M. Schneider die docerend en publicerend de (historische) perswetenschap een nieuwe impuls gaf.
De zeldzame foto van mr. W.P. Sautijn Kluit is afkomstig uit de collectie L.M.C. Nierijnck, Vlissingen.
<--- Terug naar de internetsite van de stichting Groninger Studie Journalistiek